8 juli 2024 | 2 minuten lezen
Het is donderdagavond 18.40 uur en ik wandel naar de locatie waar de gespreksgroep van partners met een Frontotemporale dementie (FTD) gaat plaatsvinden.
Aangekomen op de locatie ga ik koffie en thee zetten. Een aantal deelnemers heeft via de app laten weten dat ze niet komen door ziekte of omdat ze op vakantie gaan of zijn. Terwijl de koffie staat op pruttelen en theewater kookt kijk ik even op mijn telefoon. Ik heb een paar appjes gemist, tja, dat krijg je als je je werktelefoon op stil zet. Twee deelnemers hebben gereageerd op de appjes van de andere deelnemers en laten ook weten dat ze vanavond niet komen. We gaan elkaar de volgende keer weer zien. Ik app iedereen de nieuwe datum, ga het koffiezetapparaat en de waterkoker uitzetten en wandel naar buiten.
Zomaar even bij iemand aanbellen!Dan denk ik, ‘ik kan nu naar huis gaan, maar ik kan ook naar een echtpaar, dat ik regelmatig zie bij activiteiten, wandelen. Zij wonen in de buurt van waar ik nu ben en hebben al vaker aangegeven dat ik eens langs moet komen, dus ik neem het besluit om er naar toe te wandelen, aan te bellen en te kijken wat de reactie is.
Zo gezegd zo gedaan, ik bel aan bij de voordeur van het appartementencomplex en daar gaat de deur al open. Als ik de trap naar boven opgelopen ben wordt ik hartelijk ontvangen door mevrouw. ‘Wat een verrassing en wat leuk dat je even bij ons langskomt!’ zegt ze enthousiast. Als ik de gang inloop staat haar partner, hij heeft de ziekte dementie, met zijn armen wijd opengespreid en ontvangt me alsof hij me jarenlang niet heeft gezien. Ik vertel hem hoe het komt dat ik op bezoek kom. Dat ik er eerst over dacht om naar huis gaan, maar ook even bij hen aan kon bellen, kijken hoe het met hem en zijn partner gaat. Mijnheer antwoord ‘Nou dat is nog eens een keer een goed idee, wat fijn dat je er bent’. Hij begeleidt me naar de huiskamer en schuift een stoel voor me aan. Er wordt koffie gezet en vrij snel zijn we met z’n drieën in een gesprek over de actualiteiten van de dag.
Mijnheer is bij het gesprek betrokken vertelt wat hij ervan vindt en hoe hij tegen alles aankijkt. Af en toe blikt hij vragend naar zijn partner of het klopt wat hij zegt. Het is echt een gesprek tussen ons drieën. Dan vraagt mevrouw of ik een glaasje rosé lust… Ik zeg dat het maandag is en kijk bedenkelijk. Mevrouw antwoord ‘Wat maakt dat uit, zo vaak krijgen we ‘s avonds geen bezoek.' En dus besluiten we gezamenlijk dat we gaan voor een glaasje rosé op de maandagavond.
Mevrouw schenkt drie glaasjes in en we pakken het gesprek weer op. Er wordt gesproken over hoe het gaat, wat mevrouw en mijnheer nodig hebben om het vol te kunnen houden, maar ook herinneringen aan vroeger en belevenissen van nu komen aan bod. Kunnen ze het samen nog redden en waar hebben ze behoefte aan? Hoe reageert mijnheer op de hulp die onlangs is gestart? Wat missen ze en wat maakt hen gelukkig? Voor ik het weet zijn we ruim anderhalf uur verder. Ik geef aan dat ik om 21.15 uur thuis verwacht wordt en ook al is het heel gezellig en waardevol, ik toch langzamerhand afscheid ga nemen. Ik sta op, geef meneer een hand, maar hij omhelst me en dat voelt zo goed. Vooral ook het besef dat ik mijn gevoel heb gevolgd en dit besluit heb genomen. Zomaar zonder verwachting aanbellen bij mensen die spontaan in je hoofd oppoppen en je waarbij je denkt, ik ga even kijken.
Ik wens hulpverleners en vooral ook ‘mijn’ trajectbegeleiders toe dat zij, als het kan, de vrijheid nemen om zomaar even bij iemand aan te bellen en te vragen hoe het gaat. Soms moet je dan iets wat je had willen doen op een ander moment doen. Maar mijn ervaring is dat vanuit spontaniteit de mooiste gesprekken ontstaan. Gesprekken die waardevol zijn voor cliënten, maar zeker ook voor de hulpverleners. Ze kleuren je dag! De wandeling naar huis voltooi ik met een brede glimlach.