Spreek je uit, deel en inspireer!
Print blogartikel
Het gezoem van de zuurstofmachine overstemt het lawaai bij mij van binnen. We stappen samen in de laatste tred van haar molen. De tijd lijkt stil te staan en toch zijn we overdonderd door de snelheid waarmee we in deze situatie zijn beland. Natuurlijk heb ik dit honderden keren verzonnen en nu het moment daar is, lijkt het in niets op wat ik had bedacht.
Het is winkelweek. Blije mensen op het plein. In haar kamer klinken de vrolijke deuntjes van het draaiorgel en weerspiegelt de schittering van de lichtjes van de carrousel tegen het behang. Zó is vier jaar geleden haar eerste week hier begonnen en zó zal haar laatste week hier zijn. Terwijl ik naar ma kijk, neem ik een hap van mijn suikerspin. Een vleugje zoete troost, die toch behoorlijk bitter smaakt.
Ma liet zich in haar jonge jaren meevoeren, mee met de muziek. En als de draaimolen het even niet deed, dan was er vast wel iets anders te doen. Uitbundig, zwierend, met een kinderlijke onbevangenheid uitkijkend naar wat het leven haar allemaal te bieden had. Ma hield vol vertrouwen de zaak draaiende.
Met de komst van de Parkinson kwam haar moed en haar beweging vast te zitten in haar lijf, precies zoals het paard in de mallemolen slechts zijn repeterende rondingen maakt. Ze wilde zó graag blijven hopen, dat ze het lijden wel eens vergat. Dan sloeg ze de stroefheid in de wind en liet ze zich vermaken. Nu kan het, nu is er wat te doen. Ik heb haar zo vaak niet gezien, zoals ze zichzelf zo graag zag.
En dan komt de dokter. Er staat nog één paard op haar molen, maar het draaien gaat niet meer. Ze kiest zelf als ze zegt: ‘het gaat me niet meer helpen’. Zoals ze leefde in hoop en vertrouwen, zo volgt na twee keer slikken het moment van volledige overgave in het nu.
Het vertoon van haar moed om te leven zonder verzet raakt me vol. Ik beloof haar zonder woorden dat ik het mij zal herinneren, voor als het leven mij wat van zijn donkerte laat zien. Ik hoef er niet op te wachten. Als de laatste uren aanbreken verliest de zijn kracht. Het masker van haar ziekte zakt van haar gezicht. Langzaam komt er ruimte voor haar vrijheid.
Het doet me zeer en ‘t lucht me op. In gedachten kijk ik naar de man in de molen, die zich aan een ijzeren paal staande houdt. Ik word warm van binnen als ik hem herken en zie hoe hij haar toelacht en bij elk rondje zijn hand uitnodigend naar haar uitsteekt.
Het is winkelweek, de klanken van het draaiorgel lonken. En dan gaat ze, op haar koningspaard, mee met de muziek. Vrij en onbevangen, toch voor altijd dicht bij mij.