Blog

Veilige haven 

Waargebeurde verhalen vanuit het hospice.
Profielfoto van Alie van der Laan
11 april 2025 | 2 minuten lezen

Ze zit in de relaxstoel bij het raam. Ik stel me aan haar voor en zeg dat ik deze avond voor haar kom zorgen. Ze steekt haar hand uit en knijpt zachtjes in de mijne. Haar hand voelt zacht en warm. ‘Dat is mooi, kind’ zegt ze. Het klinkt vertrouwd en veilig. Haar gesproken dialect raakt, zonder dralen, de grondtoon van mijn bestaan aan. We delen hetzelfde thuis en toch hebben we elkaar nog maar net ontmoet.

Ze wil graag dat we haar, ondanks haar respectabele leeftijd, bij haar voornaam noemen. Ergens heeft het noemen van haar voornaam iets van ‘dichtbij’ in zich. Het past bij haar, het past bij de situatie en het gaat daarom als vanzelf.

Ze is erg bang om benauwd te worden en wil daarom ook niet in bed, maar op de relaxstoel blijven zitten. Samen met een collega proberen we met wat kussens om haar in een meer comfortabele zitpositie te krijgen. Het lukt niet. Ze is duidelijk. Ze zit goed zoals ze zit, voorovergebogen.

Omdat eten niet meer gaat, bied ik haar een kopje bouillon aan. Ze wil het wel proberen, als ik haar beloof dat er geen stukjes inzitten. Als ik de gezeefde bouillon op het tafeltje zet, nodigt ze me uit om even bij haar te komen zitten. Ze vertelt warm over haar leven, haar nodigt ze me uit om even bij haar te komen zitten. Ze vertelt warm over haar leven, haar geloof en haar beleving van geluk, dat huist in haar onmetelijk vertrouwen. De spreekpauze die volgt, voelt als een inleiding voor dieperliggend verdriet.

Ze zit nog altijd voorovergebogen, wanneer ze vertelt over het verlies van één van haar kinderen. Ik pak voorzichtig haar hand, omdat ik haar hoe dan ook wil laten weten, dat ik haar hoor en voel. Oogcontact lijkt de meest waardevolle manier van communiceren, zeker als woorden ruimschoots tekortschieten, maar het gaat niet.

Voor aanvang van mijn volgende dienst vertellen mijn collega vrijwilligers dat het niet zo goed gaat. Ze is erg benauwd en ligt in bed. De kinderen zijn op bezoek en de huisarts is gebeld. Als ik bij haar kom, zegt ze dat ze graag rechtop wil zitten. Ik durf haar amper aan te raken. Met mijn collega proberen we haar iets te verleggen. Het lukt maar half.

Wanneer de huisarts is vertrokken ga ik de voorgeschreven medicatie halen. Het duurt gevoelsmatig heel erg lang. De tijd tikt weg. Mijn ongeduld ligt, als een jengelend kind, op de grond voor de balie van de apotheek. Als ik terugkom in het hospice, word ik geraakt door de stem van mijn collega die haar een psalm voorleest. Mevrouw vertelt dat de tekst haar hele leven al met haar meereist. De dominee weet ervan en hij zal bij haar uitvaart deze tekst gebruiken. Ze wil naar haar heiland zegt ze, dit is het allerlaatste en ze kan het niet meer volhouden.

Ze ligt op haar zij en ze slaapt rustig. Ik raak haar warme zachte hand aan en wens haar een goede reis. Wanneer ik mijn auto start om naar huis te gaan, hoor ik in mijn hoofd de vertrouwde klank van haar stem. De weerspiegeling ademt het vertrouwen van een veilige haven. Zo klonk het toen ze in de vooravond afscheid van haar kinderen nam. ‘Tot morgen’.

Die morgen begint zonder haar. Ik steek een kaarsje aan en wens dat de vertrouwde grondtoon een troost mag zijn voor allen die ze in haar liefdevolle hart heeft gedragen. 

Doe mee met de discussie

Spreek je uit, deel en inspireer!

Plaats een reactie
0 reacties