Spreek je uit, deel en inspireer!
Liever niet stotteren op onze inclusieve werkvloer
Pijnlijk, inzichtelijk en moedig stuk. Bindende leestip mensen!
Steven de Jong schreef onderstaand belangwekkend artikel in Trouw. De titel zegt alles: ‘Gelieve niet te stotteren op onze inclusieve werkvloer’
In deze krappe arbeidsmarkt meet de ene na de andere werkgever zich een ‘divers en inclusief’ profiel aan. Een uitgelezen kans voor stotterende werkzoekenden, zou je denken. De praktijk wijst anders uit, ontdekte Steven de Jong toen hij voor deze groep op tachtig vacatures reageerde.
“Bij ons heb je ruim duizend klanten per dag”, mailt de bedrijfsleider van een Shell-tankstation in het Groningse Niebert naar mij. “Iedereen wordt een-op-een geholpen door bakkerij- en kassamedewerkers. De afhandelingstijd is zo’n 34 seconden per klant. Het is de hele dag praten. Natuurlijk heb ik geen moeite met personen die matig stotteren. Grote vraag is wel ‘in welke mate’ zij stotteren en of zij de verwachte tijd gaan halen. Dit om rijen bij de kassa te voorkomen.”
Mijn mailbox loopt momenteel over van dit soort afwijzingen. Ik solliciteerde niet voor mijzelf, maar voor mensen die net als ik stotteren. Ik reageerde op tachtig vacatures: “Met belangstelling las ik de vacature voor [functie]. Namens Stichting Support Stotteren zoek ik vacatures die geschikt zijn voor ‘personen die matig tot hevig stotteren’. Zou u kunnen aangeven of het voor deze mensen de moeite waard is om te solliciteren op deze functie? Zo nee, wat zouden dan mogelijk de bezwaren zijn?”
Geen uitzondering
Even overweeg ik met Shell te onderhandelen. Als ik 40 seconden bied, schuift Shell misschien op naar 37 seconden. Maar het lijkt me nuttiger de stottergemeenschap over deze afwijzing te informeren. Beter als personen die stotteren (naar schatting één procent van de bevolking) voortaan bij Esso of Total de benzine van ‘po-po-pomp ze-zeven’ afrekenen. Dit om rijen bij de kassa van Shell te voorkomen.
Op grond van Shell’s corporate website, zou je een welwillender reactie verwachten. Die staat vol met hoogdravende teksten over diversiteit en inclusie. ‘Bij Shell zorgen we voor een omgeving waarin mensen met een beperking het beste uit zichzelf halen. Van een open wervingsprocedure tot het creëren van een veilige en stimulerende werkplek.’ Er wordt een dove werktuigbouwkundige in Pernis aan het woord gelaten die een tolk heeft en collega’s zo ver kreeg gebarentaal te leren. De alarmen van machines zijn voor hem aangepast. In de communicatie met hem wordt er veel getypt. HR-manager Andy Keen laat zich als volgt op Shell.nl citeren: “Het unieke aan werken met een beperking, is dat er geen pasklare oplossing is. Wat voor de één wel werkt, werkt niet altijd voor een ander.”
Shell is helaas geen uitzondering. De reacties die ik kreeg van toonaangevende organisaties zijn vaker wel dan niet in strijd met wat zij publiekelijk verkondigen over diversiteit en inclusie. Bij KPN mogen ‘mensen zoals ik’ niet in de winkel stotteren, maar wel zwijgend kabels trekken. De rechtbank in Leeuwarden heeft liever geen stotterende griffier, “want na de zitting neem je actief deel aan het raadkameroverleg”. We sluiten niemand op voorhand uit, verzekert de rechtbank nog, grondwetsartikel 1 indachtig, “maar besef wel dat een griffier ook veel mondeling doet”. De vraag ‘Wat heb jij van onze rechtbank nodig om in zo’n situatie goed te kunnen communiceren?’ bleef uit.
Een houding die doet denken aan een ervaring die een stotterende orthopedagoog met mij deelde. Als gezinsmanager lichtte hij in de rechtbank de situatie van een cliënt toe. Ter zitting had hij al een aantal keer gesproken toen de kinderrechter hem onderbrak: of zijn collega verder het woord wilde voeren. Reden: het stotteren. Was dat zo hevig en onverstaanbaar dan? Welnee, het duurde alleen wat langer. Een klacht bij de rechtbank over deze rechter leidde tot niks. Sterker, bij een volgende zitting kreeg de orthopedagoog het verzoek in het vervolg vooraf aan te geven dat hij stotterde. “En dat terwijl ik me juist had voorgenomen om dat niet meer te doen. Ik wilde me niet meer excuseren voor het stotteren.” Dit soort ervaringen zijn hem niet in de koude kleren gaan zitten. Ze leidden ertoe dat hij besloot de sector jeugdbescherming te verlaten. “Reacties van ouders op mijn stotteren kon ik prima handelen, maar die van rechters…. Zij zouden juist het goede voorbeeld moeten geven.”
Snel vergaderen
Leerling keukenmonteur dan? Geen advies- of verkoopfunctie, maar reeds bestelde keukens bij mensen thuis installeren. Een ambtenaar van het UWV-Werkbedrijf die voor deze vacature op Werk.nl reacties opvangt, reageert: “In dit werk heb je veel directe contacten met mensen. Beetje stotteren zal geen probleem zijn. Heftig stotteren wel.” Zijn toelichting aan de telefoon: iemand zonder rijbewijs maakt ook geen kans voor een baan als chauffeur. Een vergelijking waarmee hij onbedoeld de norm van vloeiend spreken tot plicht verheft. Bij KLM wordt mij te verstaan gegeven dat het als steward van belang is om “in geval van nood snel en vaardig de juiste commando’s te kunnen schreeuwen”. Begrijpelijk, maar waarom kunnen ‘mensen zoals ik’ dan ook niet aan de slag op de administratie bij vrachtvervoer? KLM: “Dat zit ‘m in het snelle communiceren via portofoons.”
Bij RTV Utrecht staat een vacature open voor stagiair-bureauredacteur. ‘Je bent een echte duizendpoot’, begint de vacature. ‘Je bereidt reportages, interviews en berichten voor radio, tv en online voor.’ Is het voor mensen die stotteren de moeite waard om te solliciteren? Een manager, per telefoon. “Op een redactie wordt veel en snel vergaderd. Dingen moeten altijd nu geregeld worden. Voorgesprekken met kandidaten die in de uitzending moeten, bijvoorbeeld. Het werk is 98 procent praten. Voortdurend overleg op de redactie. Om frustraties te voorkomen, aan beide kanten, is het beter als je deze vacature niet voorlegt aan deze doelgroep. Het is niet zo dat onze mensen op de redactie met maar één taakje bezig zijn, bijvoorbeeld administratie, het is allround.” Werkt het op een krantenredactie ook zo, vraag ik nog maar even. “Waarschijnlijk wel”, legt hij uit. “Een redactie is gewoon niet zo’n geschikte plek hiervoor. Tenzij je iets gaat doen bij vormgeving.”
Beperkte ontwikkeling
Die opmerking had ik moeten zien aankomen, als ex-redacteur van een kwaliteitskrant (niet VK) waar de hoofdredactie voortdurend op ‘allround’-inzetbaarheid hamerde. “Blijf werken aan je spraakhandicap”, lees ik terug in een functioneringsverslag. Toen ik ondanks vele therapieën – op eigen kosten, op vakantiedagen – bleef stotteren, noteerde de hoofdredactie drie jaar later: “Schrijfkwaliteiten zijn goed op niveau. Daar staat tegenover dat hij vanwege zijn stotteren maar een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid heeft.”
Ondanks deze tegenwerking, ontsnapte ik soms uit die spraakarme loopbaan en deed in eigen tijd interviews. Kwam ik met de kopij terug, dan was de vraag steevast hoe ik dat toch had gedaan (“nou, gewoon, sprekend zoals ik nu ook doe”, zei ik dan). Een collega schaterde het uit toen ik vroeg of inclusie, waar hij de hele dag de mond vol van had, ook voor mij geldt: “Haha, ja dat zou pas emancipatie zijn, een stotterende verslaggever!”
Sinds mijn sollicitatie was er eigenlijk niks veranderd. Mijn brief was reeds geselecteerd. Toen ik belde om iets na te vragen, werd ik afgekapt: eerst even bij de chef controleren of dit wel de bedoeling was, een stotterende sollicitant. “Ik kan me indenken dat u schrok van mijn gestotter”, mailde ik erachteraan. “Hoewel de chef hiervan op de hoogte was, had ik het misschien ook in mijn sollicitatiebrief moeten vermelden. Hoop dat u me dat niet kwalijk neemt. Uiteraard sta ik open voor alle vragen. Hoe ik ermee denk om te gaan, hoe ik me met deze handicap heb gered in vorige en huidige functies, enzovoorts. Zelf heb ik altijd manieren gevonden waardoor het stotteren geen belemmering in mijn functioneren is, maar ik kan me voorstellen dat ik hierover in het gesprek meer duidelijkheid moet verschaffen. In reactie daarop hield de P&O’er het kort: “Inderdaad werd ik erdoor overvallen, maar men is hier op de hoogte, dus wens ik je veel succes!”
Eenmaal aangenomen, werd de handicap mij vooral verweten. Toen ik aangaf dat het isolement in spraakarme functies mij belemmerde, legde een P&O’er dit vast: “Ik heb met Steven besproken dat ik van jullie als hoofdredactie begrijp dat een andere rol binnen de redactie niet realistisch is. Dat komt door het stotteren, wat zowel interne als externe communicatie bemoeilijkt.” Ik voelde me steeds minder vrij om te praten, ook in onderonsjes op de redactie, waardoor het stotteren erger werd.
Soepel bellen
Terug naar de inventarisatie. Tijdschriftartikelen uitzetten en redigeren voor Amnesty International? Bij deze ngo – met een zeer sociaal imago – zal ik toch wel een eerlijke kans maken? De eerste zinnen van de vacature stemmen hoopvol: “Amnesty werkt voor mensenrechten. Die waarborgen vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. Wij zoeken collega’s die diversiteit en inclusie belangrijk vinden.” Is deze redactiefunctie geschikt voor mensen zoals ik, personen die stotteren?
De hoofdredacteur: “Matig stotteren geen probleem. Voor hevige stotteraars denk ik dat het lastig kan zijn om soepel te bellen en te overleggen met onze auteurs, wat een groot onderdeel is van het werk.” Alweer een stomp in mijn maag. Ik redigeerde in mijn loopbaan zo’n 3.000 opiniepagina’s, meestal tot ieders tevredenheid. Van eindeloos bellen worden weinig stukken beter, is mijn ervaring, in tegenstelling tot scherp redigeren en snel schakelen via de e-mail. En bellen kan ook stotterend!
Vraag het ons
Ik stotter al mijn hele leven en kom voortdurend vloeiendsprekers tegen die mij uitleggen wat ik wel/niet kan. Daar steeds naar luisteren is de grootste fout in mijn leven. Nu ik na vijftien jaar loondienst voltijds zzp’er ben, voer ik in een week meer gesprekken dan toen ik bij mijn oude werkgever, die ene krantenredactie, in spraakarme functies geïsoleerd werd. Ik stotter, maar ik hou enorm van praten. Voor mij liever een spraakrijke functie dan een spraakarme. Een spraakrijke functie bij een werkgever die af en toe zegt: het geeft niet als je stottert, wat heb je nodig om je hierin meer op je gemak te voelen? Alleen al zo’n vraag, gebruikelijk bij andere handicaps, had enorm geholpen.
Ook als je hevig stottert kun je je prima redden in een mondige werkomgeving, bewijzen duizenden hevig stotterende Nederlanders dag in dag uit. Wat helpt of eigenlijk noodzakelijk is: een sociale werkvloer (geen angstcultuur zoals bij die ene krant), regelmatige check-ups (‘Wat heb jij van ons nodig als stotterende werknemer?’) en het vertrouwen dat de stotterende werknemer zelf wel aanvoelt of dat ene klantgesprek zal gaan. Kortom, werkgevers: doe eens wat je preekt over inclusie.
Organisaties die in hun eerste reactie, in mijn inventarisatie, stotterende sollicitanten wél van harte uitnodigden: Bootverhuur Haaglanden, advocatenkantoor NautaDutilh, Algemeen Dagblad, café-restaurant Dudok, GroenLinks en nog een handvol anderen. Meer dan de helft van de organisaties die een vacature hadden uitstaan, reageerden helemaal niet op het aanbod van stotterende sollicitanten.
Schaamte en schuld
Ruim driekwart van de kinderen die vóór het zesde levensjaar begint met stotteren, groeit er vanzelf – zonder enige hulp – overheen. Therapeuten en logopedisten hebben er echter belang bij om te verkondigen dat je hen nodig hebt. Veel vloeiendsprekers die ooit zelf stotterden, hechten aan het idee dat zij het zelf, met veel oefenen, ‘overwonnen’ hebben. Mensen die nog steeds stotteren, hebben dan ‘niet genoeg hun best gedaan’. Klagen deze chronisch stotterende personen ook nog eens over uitsluiting, dan ‘kruipen zij in de slachtofferrol’.
Een onrechtvaardige conclusie. Deze groep heeft er doorgaans alles aan gedaan om ervanaf te komen. Onder druk van hun omgeving en onder het mom ‘baat het niet dan schaadt het niet’ proberen zij de ene na de andere methode. Maar de schuld- en schaamtegevoelens kunnen toenemen als resultaat uitblijft – dan werkt stottertherapie zelfs averechts. Soms lukt het om met een mechanisch trucje vloeiender te spreken, maar dat kan wel ten koste gaan van de spontaniteit. De persoon die stottert is zichzelf dan niet meer. Wat chronisch stotterende personen nodig hebben zijn werkgevers die toestaan dat er ook in spraakrijke functies gestotterd mag worden. Als de werkgever steeds een probleem maakt van het stotteren kan het zich ontwikkelen tot een enorm trauma.
De stotterindustrie
Handicap is een omstreden woord in de stottergemeenschap, die nauw verweven is met de stotterindustrie van zorgverleners die gezegend is met een niet-aflatende klantenstroom. Het foute idee dat iedereen ‘ervanaf kan komen’ zorgt er mede voor dat deze groep zich niet kan beroepen op de Wet Banenafspraak. Een regeling die zich beperkt tot mensen die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen en alleen met ondersteuning (tolk, hulphond, aangepast bureau/voertuig, etc) bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Uitkeringsinstantie UWV beheert hiertoe het zogeheten Doelgroepregister en bepaalt wie toegelaten wordt.
Die doelgroep is veel te smal, meent Start Foundation, de belangenbehartiger die voortkomt uit Start Uitzendbureau. Veel mensen met een beperking vallen buiten de regeling, terwijl hun positie op de arbeidsmarkt evengoed kwetsbaar is. Personen die hevig stotteren worden met de Wet Banenafspraak nog verder op achterstand gezet. Werkgevers die het quotum nastreven, en een heffing willen voorkomen, kiezen nu eerder voor iemand uit het Doelgroepregister (een dove kandidaat bijvoorbeeld) dan voor een stotterende sollicitant. “Dit is systematische discriminatie”, aldus Start Foundation.
Wetgeving en vooral handhaving kunnen helpen, maar is zeker niet zaligmakend. In de ideale situatie wordt stotteren beschouwd als een manier van spreken waar werkgevers, collega’s en klanten gewoon mee te dealen hebben. Daarmee rekening houden is niet hetzelfde als iemand isoleren in een spraakarme functie en daarmee de gelijke kansen op de werkvloer tenietdoen. Integendeel. Ermee rekening houden is vragen wat degene die stottert nodig heeft om zich, ondanks het stotteren, volledig te kunnen ontplooien. Nu ik de regie over mijn eigen loopbaan heb teruggenomen, met een eigen redactiebureau en coworking- en vergaderlocatie, zie ik nauwelijks nog op tegen zakelijke gesprekken. In ieder geval niet meer vanwege het stotteren. Nu ik mijzelf toesta zoveel te stotteren als ik zelf wil, begin ik ook vloeiender te spreken. De psychische last van de uitsluiting is verdwenen als sneeuw voor de zon. Ik gun personen die stotteren de baas die ik nu voor mijzelf ben.
Steven de Jong is zelfstandig redacteur. Deze inventarisatie voerde hij uit i.s.m. Stichting Support Stotteren (www.allesoverstotteren.nl) en maatschappelijk ontwikkelaar Start Foundation. Met de campagne ‘Ik ben niet beperkt genoeg’ komt SF op voor een grote groep mensen voor wie de Wet Banenafspraak niet of zelfs averechts werkt. Zij worden vaak harder afgerekend op hun beperking dan toegestaan is. Lees het complete onderzoeksverslag op stotterverhalen.stevenschrijft.nl.
"Steven de Jong is zelfstandig redacteur. I.s.m. Stichting Support Stotteren en Start Foundation toetste hij werkgevers op stottervriendelijkheid. Alle resultaten: stotterverhalen.stevenschrijft.nl. Dit artikel is eerder gepubliceerd in Trouw."
Deelmee maakt graag ruimte om meer aandacht te vragen voor deze vorm van discriminatie.